Ooit kwam er een profeet naar Sodom. Hij had één verlangen: de inwoners redden van zonde en straf. Dag en nacht liep hij door de straten en protesteerde tegen hebzucht, diefstal en leugen.
In het begin luisterden de mensen en glimlachten ironisch. Toen luisterden ze niet meer; ze vonden hem zelfs niet grappig meer. De moordenaars bleven moorden, de wijzen zwegen alsof er geen profeet in hun midden was.
Op een dag kwam een kind dat medelijden had met de ongelukkige leraar naar hem toe en zei: ‘Arme vreemdeling, je roept, je schreeuwt, zie je dan niet dat het hopeloos is?’
‘Ja, ik zie het,’ zei de profeet.
‘Waarom ga je dan door?’
‘Dat zal ik je vertellen. In het begin dacht ik, dat ik de mensen kon veranderen. Vandaag weet ik, dat ik het niet kan. Ik roep vandaag nog en ik schreeuw, omdat ik de mensen wil verhinderen, dat zij tenslotte mij zullen veranderen.’
Bron: Deze legende komt uit het boek ‘Het Testament’ van de Joodse schrijver Elie Wiesel.