Een vioolmaker 1) vertelde eens over hoe ze lang geleden violen maakten. Hoog in de bergen zaagden ze bomen door en gooiden de stammen in de rivier. Op lagergelegen gebieden, waar rivierstromen bij elkaar kwamen, botsten deze stammen op elkaar.
Sommige stammen, de ‘zangers’, maakten daarbij een bepaalde toon.
Díe stammen waren perfect om violen van te maken. De omstandigheden – hoe de wind waait, hoe het zonlicht op de boom valt – bepaalden de groeirichting van deze bomen.
Als de vioolmakers bij het maakproces tegen die groeirichting ingingen, verpestten ze de uiteindelijke klank van het instrument.
Niet het hout moet zich aanpassen aan de artiest, maar de artiest aan het hout.
‘God werkt net zo,’ zei die vioolmaker. ‘Hij gebruikt ons verleden om ons te laten klinken zoals Hij wil.’
1) Bron: De Canadese schrijver William Paul Young deelde dit verhaal van een vriend, die vioolmaker is, in het Nederlands Dagblad van 13 november.